MARASAARSCHE HISTORIËN.
I
Dezen titel geven wij aan het hieronder volgende stuk, naar
een handschrift van ongeveer het jaar 1795, en dat spoedig,
in dit tijdschrift, door een van nog oudere dagteekening zal
gevolgd worden.
Over de geschiedenis van het zuidelijk Celebes is nog maar
zeer weinig degelijks uitgegeven. Het voornaamste daarvan is
de Beknopte geschiedenis van het makasaarsche Celebes en
onderhoorigheden , door den voormaligen gouverneur aldaar R.
Blok, in het Tijdschrift voor Ned. Indië, jaarg. X, deel 1, bl.
8, en de Bijdragen tot de geschiedenis van Celebes, in hetzelf-
de tijdschrift, jaarg. 1854, afl. 9 en 10, van eenen tot nog
toe niet genoemden schrijver.
Het hier wedergegeven stuk heeft eene eigendommelijke waar-
de: het is overgezet van een inlandsch handschrift en bevat
als zoodanig wel eenige beuzelingen, maar ook vele feiten, die
niet door europesche schrijvers opgeteekend werden, doch
niettemin voor de kennis van de geschiedenis en de staatsin-
rigting der zuidelijk Celebesche volken van belang zijn.
Wij hebben het handschrift, dat ons wat al te letterlijk ver-
taald voorkwam, van menige overtollige of onnoodige uitdruk-
kingen gezuiverd en de spelling gewijzigd, maar het overigens
wedergegeven zoo als wij het vonden.
De noten, die er ter opheldering bijgevoegd zijn, zijn geput uit
I. 8
112
authentieke geschriften en kunnen tevens dienen om aan te too-
nen het^roote vertrouwen, dat kan gesteld worden in de bo-
venbedoelde in het Tijdschrift voor Ned. Indië opgenomen Bij-
dragen.
Wij doen het onderwerpelijk stuk voorafgaan door den ti-
tel, dien het handschrift voert.
Een kort en beknopt verhaal of opgave van den ouden
bataviaschen moor, die alhier te makos woonachtig is,
met name intjeh timor, thans bereikt hebbende, vol-
GENS EIGEN ZEGGEN, HET 87ste j^^jj ZIJNS LEVENS; UIT
EENIGE OUDE INLANDSCHE APOKRYPHE HISTORIËN , BEGINNENDE
ALDUS :
En het is geschied, in overoude tijden, in de dagen voor
ons, eer het ware geloof van onzen dierbaren profeet Mohamad
onder de menschen, die destijds heidenen waren, bekend was
gew^orden, dat er een levend vrouwenbeeld, rein en onbesmet
uit de wolken op dit aardrijk in de landen van Goa kwam ne-
derdalen, zonder dat iemand het gezien had; maar de alweten-
heid, daar niets onmogelijk voor is, beschikte een' geruimem tijd
liiema, dat vail het landschap Bonthain, liggende in het zuiden,
een man moest komen, die naar eene welgelegene plaats zocht
tot het kappen van eenig hout, om naar zijn behagen daarvan
een vaartuig te kunnen maken, dat op de zeëen zou kunnen
drijven, tot welk einde hij ook veel volk had medegebragt. De
naam nu van dezen vromen en opregten man was kraing Bajoe.
Gevonden hebbende wat hem noodzakelijk was , begaf hij zich
op ecnen berg of heuvel, die genaamd wordt in de makasaar-
sche taal Tin gi-mae ; aldaar aangekomen zijnde ging hij met zijn
volk aan het werk om het vaartuig klaar te maken, alzoo zulks
zijn voornemen was; doch de wil der stervelingen is aan het
113
onsterfelijke godendom onderworpen. Daarom geschiedde het,
dat al de arbeiders grooten dorst kregen en niets om dien te
lesschen konden vinden, want het drinkwater dat de werklie-
den nit hunne landschappen hadden medegebragt was op, en
nergens vond men eene plaats daar water was. Doch het ge-
gebeurde dat de groote goden van hunnen troon met medelij-
den over de stervelingen aangedaan werden en een hond be-
schikten, die ging dwalen hier en daar om versch water te zoe-
ken, dat hij dan ook vond. Zich daarmede gelaafd hebbende
keerde hij aanstonds naar die menschen weder, die met verbaasd-
heid en verwondering zagen dat hij geheel nat en bemorst was,
waardoor zij gedachten begonnen te krijgen, dat op de eene
of andere plaats water moest wezen, het zij zoet of zout. De
hond op deze wijze verscheidene malen uitgaande en te huis
komende werd door kraing Bajoe bespied en nagespeurd, die
dan eindelijk ondervond en met zijne oogen aanschouwde, dat
dit stomme dier zijnen dorst uit eene zoete kristalklare water-
bron of put leschte , gelegen in eenen aangenomen en schoonen
lusttuin, gelijkende naar een aardsch paradijs, digt bij een groot
fraai huis, dat naar eenkonings paleis geleek. Met verwonde-
ring en vrees zag hij daarin een vrouwenbeeld, dat zeer liefe-
lijk en schoon was, zittende op eenen troon van wit ivoor,
onder een verhemelte van verscheidene kleuren, als purper, he-
melsblaauw, karmozijn, rood, enz., bezaaid met eene ontelbare
menigte edelgesteenten, gelijkende naar de sterren des hemels.
Vrees en eerbied deden kraing Bajoe met neergeslagen oogen
stilstaan en zwijgen, waarop dit beeld der godin, wier hemel-
Bche naam was ïoemanoeroeng, haren heiligen mond opendoen
tot den vromen Bajoe sprak, zeggende: //kom, ja kom, o gij vrome
jongeling ! gij alleen en niemand anders van alle stervelingen zijt
waardig om nevens mij den vergenoegden staat van vrede, blijd-
schap, liefde en waar genoegen te genieten, zonder eenigen hinder
of verstoring van iemand ter wereld." Op deze vriendelijke noo-
114
diging uit een en mond veel liefelijker dan welriekende specerijen
en aangenamer dan het geluid der bazuinen en cimbalen, werd
de gelukzalige kraing Bajoe zoo verrukt en verslagen, dat hij
niet wist wat te zeggen of te doen, doch eindelijk moed krij-
gcTide, vatte hij de schoone godin Toemanoeroeng met den ver-
eischten eerbied bij de hand en vereenigde zich met haar in de
tegenwoordigheid van al de goden en godinnen, die daarover
gezamenlijk met een blij gesclial en goddelijke stemmen een ze-
gelied aanhieven.
Na het einde der bepaalde dagen baarde Toemanoeroeng ha-
ren eersten zoon, dien men Massalanga-bairajang noemt , waar-
na zij aanstonds is verdwenen in de wolken. Deze Massalan-
ga-bairajang groot geworden zijnde werd koning over de lan-
den en volken van Goa en is ook aldaar de allereerste koning
geweest. Hij trouwde, doch de naam zijner vrouw is onbekend
gebleven, en gewon een zoon Makkalekondoeroe-aloe genaamd.
Deze zoon kwam zonder handen of voeten ter wereld, en toen
hij tien jaren oud geworden was verdween zijn vader uit het
gezigt der stervelingen van de aarde , waarop hij in zijns vaders
plaats tot koning, zijnde de tweede van Goa, optrad. Nadat
hij ook verdwenen was zonder kinderen na te laten, werd de
zoon van zijne minnemoeder, die Ampanna-lowe-limbang heet-
te, tot koning verheven, die een geruimen tijd met veel lof en
eer zijn koningrijk bestierd heeft, tot hij den tol der natuur
moest voldoen.
Hij was de eerste koning der makasaren, die men weet dat
gestorven is, en tot heden kan men zijne begraafplaats nog zien
in de landen van Goa.
Hij heeft een zopn nagelaten Toeni-ata-banrie genaamd, die
in zijns vaders plaats de vierde koning van Goa werd. Deze
gewan eenen zoon, Karampang-ri-Goa , die ook na zijns vaders
dood opvolgde en een zoon heeft gekregen, genaamd Toena-
ianka-lopi, die getrouwd is met eene dochter van den toen-
115
maligen koning van Tello, wier beider namen niet bekend zijn.
Deze Toena-tanka-lopi heeft bij zijne gemalin twee zo-
nen gekregen, zijnde Batara Goa en kraing Lowe-ri-sero ge-
naamd.
Batara Goa gewan een zoon, dien hij den naam gaf van
Toeni-tjaka-b]langkaij, dan deze is ongelukkig in zijn huis
vermoord, door wien echter is onbekend gebleven; hij heeft twee
zonen nagelaten , waarvan de eerste , die een slaapachtig mensch
was Toemeuang genaamd, en de tweede Toeaparisi-kolona
geheet en werd. Deze hebben, na huns vaders dood, de een
na den anderen diens plaats bekleed. Aan Toeaparisi-kolona
werd een zoon geboren, genaamd Toeni-palanga , die na zijns
vaders dood, ook heeft geregeerd, maar zonder kinderen gestor-
ven is, en opgevolgd werd door zijnen broeder ïoeni-batta, die
trouwde met eene dochter uit den huize en geslachte van kra-
ing Polombanking, en in den echten staat een' zoon heeft ge-
kregen, die genaamd werd Toeni-sallo, die na den dood vau
zijnen vader, koning van Goa werd. Deze heeft twee zonen
gehad, waarvan de eerste Toeni-pasoeloe , en de tweede Ala'idin
genaamd was. Deze twee kinderen naar hunnen ouderdom in
den rang van liunnen vader optredende, werd de eerste ïoeni-
pasoeloe onttroond en door zijnen broeder Ala'idin opge-
volgd. Deze gewan een zoon Sai-e genaamd, die, na door den
weg van alle vleesch tot zijnen vader teruggekeerd te zijn, werd
opgevolgd door zijnen zoon Mohamad Bakke (1), onder wiens
regering de dappere krijgsheld en admiraal Cornelis Jansz. Speel-
man het kasteel der makasaren op Samboepoe heeft veroverd en in-
genomen, jagende de koningenen vele van zijne rijksgrooten op
de vlugt, en hebbende ook Makasar overwonnen op den 24
julij 1669.
(1) Bij andere schrijvers gcuaainJi Vlalombasa en ïlasau' oevlien. Ziju vader
stierf in 1653.
116
Deze Mohamad Bakke verjaagd zijnde en zeer wel vooruit
ziende de kwade gevolgen daarvan, wanneer hij zich tot tegenweer
stellen wilde, gaf zijn rijk bij zijn leven over aan zijnen zoon Ma-
pasomba, zeggende: //wat zal het baten langer koning te zijn,
daar mij de kroon van magt en eere ontweldigd en afgenomen
is." Mapasomba weinig tijd geregeerd hebbende, is gestorven (1)
en opgevolgd door zijnen broeder kraing Bisei (2), die weder
met de kompagnie in onmin raakte, doch zeer schielijk door
den admiraal Speelman, die zich nog te Makasar bevond,
geligt, en als een staatsgevangene naar Batavia gezonden werd,
stellende in zijne plaats wederom aan zijnen broeder kraing '
Sandraboni, die genaamd was Toeminanga-ri-Lakioeng (3) en
dit was naar den zin en met goedkeuring van aroe Palaka en
al het volk van Goa, dat daar present was.
Deze Toeminanga-ri-Lakioeng heeft niet lang geleefd, en is
na zijnen dood opgevolgd door zijnen kleinzoon kraing Anak-
montjong (4), die getrouwd is met een e zuster van den koning van
Tello , genaamd kraing Pabiuea. Deze Anak-montjong werd
Sedang diterjemahkan, harap tunggu..
