Hasil (
Bahasa Indonesia) 1:
[Salinan]Disalin!
In Juni en Juli 1916 werd een bezoek gebracht aan de benedenstreken van de residentie Djambi, waarbij een groot deel der afdeelingen Moeara Tembesi, Sarolangoen, Bangko en Moeara Tebo werd doorreisd.
De hiervolgende beschrijving van de rijstteelt in deze streken, werd in de eerste plaats ontleend aan hetgeen zelf ter plaatsekon worden opgemerkt.
Voor een ander deel moesten deze gegevens echter aangevuld worden door inlichtingen van personen, die plaatselijk bekend waren met de rijstteelt, daar het niet mogelijk was zelf het geheele verloop der rijstteelt mede te maken.
Een kort overzicht van de gesteldheid van het terrein in beneden-Djambi zal wellicht de beschrijving der rijstteelt kunnen verduidelijken.
Vele eigenaardigheden toch, die men bij de teelt van dit voedinggewas aantreft, zijn nauw verbonden aan de gesteldheid van het beschikbare terrein en vinden daarin hun verklaring.
Het min of meer vlakke gedeelte van de residentie Djambi bestaat uit twee gedeelten, waarvan het eene het meest Oostelijk deel van dit gewest inneemt en gevormd wordt door de delta's van de Batang Hari en de Toengkal. Eenerzijds begrensd door de zee, wordt voorts de grens van dit in hoofdzaak alluviaal terrein in het Noordwesten gevormd door het Toengkal gebergte.
Van hieruit strekken zich lagere heuvelreeksen uit tot de Batang Hari, even westelijk van de grens der aideelingen M. Tembeei «o Djambi. Ten Zuiden van de Batang Hari strekt zich dit heuvelterrein met slechts geringe verheffingen uit tot in de omgeving der hoofdplaats en wordt begrensd door een lijn, die ongeveer het tracée volgt van den weg der hoofdplaats Ojambi naar Bajoeng Liuijir in hêt Palembangsche.
Tot het overige vlakke deel van het gewest kan het dal der Batang Hari gerekend worden. Dit dal wordt ten Oosten begrensd door het heuvelland, waarop de Soemai en de Ketalo ontspringen en voorts door het gebergte der Toengkal-streek, dat zich met zijn uitloopers tot nabij de Batang Hari o. a. bij de doesoen Tebing Tinggi uitstrekt.
Ten Westen en ten Zuiden zal een ljjn, welke van de doesoen Eajoepoetih aan de Batang Hari loopt over Boengo naar de Pematang Seling en voorts naar de doesoen Jlandiangin aan de Tembeai-rivier, ongeveer de grens aangeven van het lage land.
In vroeger tijden toen de Oostelijke begrenzing van bovenbedoeld terrein nog' een veel grootere hoogte had, is het dal van de Batang Hari waarschijnlijk een groot binnenmeer of binnenzee geweest, dat zich in den loop der jaren heeft opgevuld.
Gedeelteljjk geschiedde dit met eruptieve stuffen, voor een ander deel met de verweeringsproducten van het aangrenzend heuvelland en de sedimenten door de Batang Hari aangevoerd.
Bij deze colmatage van dit meer is de loop der Batang Hari tot nabij de Oostelijke grens teruggedrongen, doordat waarschijnlijk de Tebo- en Tabir-rivieren relatief meer sedimenten aanvoerdwn dan de zooveel minder belangrijke zjjriviertjes op den linkeroever der Batang Hari.
In tegenstelling met de delta-vlakte der Batang Hari, waar slechts hier en daar een enkele doesoen de eentonigheid van het oerbosch langa de rivieroevers verbreekt, is het dal der Batang Hari in de afdeelirig M. Tebo vrij dicht bevolkt. Ook hier werden echter de nederzettingen slech',B langa de rivieroevers aangetroffen.
Het overig deel der residentie wordt door vrij sterk golvendheuvelland ingenomen, dat zich uitstrekt tot het Barisan-gebergte.
De afdeeling Korintji wordt gevormd door een hoogvlakte in het Barisan-gebergte. Evenzoo vindt men in Soengei Temang en boven Batang A.sai bergterrein, dat zich tot grootere hoogte verheft.
Volgens mededeeling zouden aldaar Europeesche groenten en aardappelen met evenveel succes als op de Korintjisone hoogvlakte geteeld kunnen worden.
Sedang diterjemahkan, harap tunggu..
